Het paaslam als beeld van God

Het lam groeit in de bijbel uit tot een eigen beeldspraak, ook al is het een onderdeel van een kudde schapen.

Een lam wordt geslacht bij het Pascha, de maaltijd voor het vertrek van de Israëlieten uit het land Egypte. Een beetje bloed van het lam wordt over de deurposten gestreken als teken dat binnen in het huis de Heer wordt geëerd. Het bloed beschermt de Israëlieten voor de dood die in de nacht voor hun vertrek alle eerstgeborenen, mensen en dieren, in Egypte zal treffen (Exodus 12).

Het lam wordt  beeld van de knecht van God, van wie Jesaja  53:7-8 zegt:
Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet
en deed zijn mond niet open.
Als een lam dat naar de slacht wordt geleid,
als een ooi die stil is bij haar scheerders
deed hij zijn mond niet open.
Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen.

Al deze dingen klinken mee in het evangelie van Johannes 1,29: Daar is het  lam van God.
Paulus zegt: U hebt geen enkele reden om zo zelfvoldaan te zijn. Weet u niet dat al een beetje desem het hele deeg zuur maakt? Doe het oude desem weg en wees als nieuw deeg. U bent immers als ongedesemd brood omdat ons Pesachlam, Christus, is geslacht.
(1 Korintiërs 5,6-7).