Bij de Heer aan tafel gaan


Franciscus stuurde zijn broeders uit bedelen.
Dat vonden ze niet gemakkelijk.
Liever je voedsel verdienen dan je afhankelijk maken van de goedheid van anderen.
Maar Franciscus zag dat anders.
Bedelen, zo legde hij zijn broeders uit,
is “bij de Heer aan tafel gaan”,
is ingaan op de uitnodiging van de Allerhoogste
om je door Hem te laten voeden.
Godsvertrouwen.

Het houdt de erkenning in dat je zonder de ander die jou te eten wilt geven, niet kunt bestaan.
Zo wordt voeding een sociaal en een religieus gebeuren.
Daarbij verbood Franciscus zijn broeders
om meer bij elkaar te bedelen, dan ze voor één dag nodig hadden.
Geen voorraden aanleggen.
Stel je leven niet veilig op eigen houtje, vertrouw op de Heer,
de Gever van al het goede
die Zich in de gave van de ander naar jou toewendt

‘Bij de Heer aan tafel gaan’.
Overduidelijk is dat voor wie op zondag in de kerk brood en wijn met elkaar delen
en zich verbinden met Hem die ons in dat eenvoudig voedsel nabij is.
Maar ook als je weer thuis bent,
straalt iets van deze heiliging van het voedsel af op je maaltijd die je gebruikt.
Door te eten én door te eten te geven
verbind je je niet alleen
met heel de schepping die dat voedsel heeft voortgebracht,
niet alleen met alle mensen die in een lange keten van geschiedenis dat eten hebben gezaaid, geoogst en bereid,
je verbindt je ook met de Eeuwige, de Heer van hemel en aarde die zich in voedsel naar jou toebuigt.

Guy Dilweg