Christus als hovenier
Eén Rembrandt kende als kind ik goed
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was een hovenier.
En nóg laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en – wat terzijde- in stille schrik
die ene, zij die dacht als ik:
Het was de hovenier.
O kinderdroom in groen en goud-
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier:
Hij is de hovenier.
Ida G.M. Gerhardt,
Bron: Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Atheneum/Polak & Van Gennep