Gezegend zijt Gij die komt aan het licht
Gezegend zijt Gij die komt aan het licht
in de vreemde die voorbij gaat,
in de kleine, de laatste,
de minste der mensen.
Een zegen ben je
die water geeft aan wie dorstig is,
onderdak aan wie op weg is,
die luistert naar gebroken woorden,
die brood geeft en geen steen.
Een zegen ben je
die de deur opent voor wie aanklopt,
de haveloze kleedt, de verzwakte sterkt,
de eenzame verlicht
en waakt bij de zieke in de nacht.
Een zegen ben je
die niet bang voor de vreemde
tijd deelt met wie verward is, verdwaald,
die niet neerkijkt op wie gebogen gaat,
de zwerver ziet staan.
Een zegen ben je
die het uithoudt met wie beschadigd is,
verwond, getekend door pijn,
die de wankelende schraagt, de broze behoedt
en zwijgt en spreekt op zijn tijd.
Een zegen ben je
die vreugde deelt met wie je weg kruist,
die put uit overvloed en het weinige wegschenkt,
die zingt en speelt met kleur en klank
en luistert naar hartslag van de Levende in al wat leeft.
Gezegend zijt Gij die komt aan het licht
in de vreemde die voorbij gaat,
in de kleine, de laatste,
de minste der mensen.
Andries Govaart