Het varken van Antonius
17 Januari: Antonius de Grote
Antoniusvarken
Antonius de Grote (251-356), bekend als Antonius abt, was een kluizenaar en godzoeker in de woestijn van Egypte. Hij wordt wel beschouwd als vader van het monnikendom, nadat meer kluizenaars zich rondom hem vestigden. Zijn volgelingen zetten zich in voor armen en zieken. Deze Antoniusbroeders kregen het recht om hun varkens, ook bij de grote steden, in vrijheid te laten weiden. Ze liepen met een belletje om hun nek. Het vlees van de varkens werd onder de armen verdeeld. Op deze dag wordt met name in Spanje een varkensstoofpotje gegeten: Olla de San Anton met varkensvlees, bonen, uien en kruiden.
Recht doen aan dieren
Abt Malachias Huijink staat aan het hoofd van het nog enige in Nederland overgebleven klooster met een kloosterboerderij. Het is een klooster van Cisterciënzers. Sinds de stichting van deze orde in 1098 was het gewoon dat de monniken in hun eigen levensonderhoud voorzien door handenarbeid, akkerbouw en veeteelt. De monniken leven in dit klooster in Echt (Limburg) niet als hereboeren van de arbeid van anderen. Zij werken voor hun eigen levensonderhoud, in solidariteit met allen. Maar ook hun geestelijk leven is ermee gemoeid. Het werken op het land en met de dieren betekent ook een tastbare verbondenheid met het grote geheel van Gods schepping.
Bron: Gidsje Abdij Lilbosch -staande in een traditie van 900 jaar, 1998 zie ook www.abdij-lilbosch.nl
Abt Malachias vertelt:
“We zien varkens niet enkel als productiemodel, maar het gaat ons om de verbondenheid van mens en dier, die onze arbeid vreugdevol maakt. Een monastieke levenswijze betekent dat je niets zelf wilt hebben: geen privé-bezit, geen eigen wijsheid of eigenwilligheid. Dat maakt je vrijer ten opzichte van de dwang en verblinding die van geld en geldelijk gewin uitgaan. Geld wakkert de verleiding van toe-eigening aan en dat leidt tot een spiraal van behoefte die nimmer bevredigd wordt. Het niet nastreven van toe-eigening is de Benedictijnse vorm van armoede-beleving. We oefenen ons in het hebben van oog en hart voor de intrinsieke schoonheid en de eigenheid van het varken, dat je gegeven is om er samen mee op te trekken. Dat natuurlijke erfgoed mag niet uitgeput of tot een productiemiddel versmald worden.
Wanneer je dat realiseert en je eerbaar leeft, dan ontvouwt zich een waaier van ongekende rijkdommen.”
Bron: www.livar.nl interview De menselijke maat doet ook varkens goed
Respect voor dieren: het kloostervarken
Vroeger hadden de meeste kloosters één of meerdere varkens. Varkens zijn alleseters en dus eten zij alles wat aan etensresten overbleef bij het schoonmaken van de groenten. Op abdij Lilbosch hoorden varkens van oudsher bij het gemengd bedrijf: akkerbouw en veeteelt, waarbij de veeteelt voor de mest zorgde in de tijd dat kunstmest nog niet beschikbaar was. De varkens leiden er nog steeds een goed bestaan, want respect voor dieren, zoals respect voor alles, is een grondhouding die deze monniken in hart en ziel meedragen. De komst van het Limburgische varken (Livar) bleek de redding van de varkenshouderij op de abdij. Dit varken is geliefd door zijn vlees: niet een lap met een rand spek erop, maar vlees doorwrocht met dunne kleine vetdraadjes waardoor het een gemarmerde indruk maakt en mals is. De soort is ontwikkeld door een fokprogramma van een aantal Limburgse varkenshouders die het beste uit de oudere varkenssoorten bij elkaar brachten. De abdij was hierbij al in een vroeg stadium betrokken en is in 2007 officieel ingestapt in dit project. De abdij werkt samen met enkele andere varkensbedrijven in Limburg en heeft ca 120 fokvarkens met een staart in de krul. Ze hebben een vrije uitloop met mooie modderpoelen en de fokzeugen hebben zelfs een weide tot hun beschikking. Het ras groeit langzaam waardoor de vetverdeling in balans komt.
Tini Brugge