Lenteregens in een psalm

U zorgt voor het land en bevloeit het,
u maakt het vruchtbaar,
vol water staat de rivier van God.
U bewerkt het land voor het koren, zo bewerkt u het:
u doordrenkt de voren en effent de kluiten,
doorweekt ze met regen en zegent het jonge groen.

U kroont het jaar met uw goede gaven,
waar uw voeten gaan, druipt het van overvloed,
de velden in de steppen druipen,
de heuvels omgorden zich met gejubel,
de weiden kleden zich met kudden,
de dalen tooien zich met graan.
Zij zingen en juichen elkaar toe.

Bron: Psalm 65

Bezinning

Leven vanuit God als Bron, wordt in deze Psalm beschreven als een vruchtbaar, juichend leven, waarin het jonge groen gezegend wordt. Dit kunnen we in verband brengen met de lenteregens.
De lenteregens vallen in de eerste maand, Nisan (half maart tot half april), waarin op de veertiende het paasfeest wordt gevierd door het joodse volk.
Tijdens deze lenteregens wordt in het land van de bijbel het zomerzaad gezaaid. In het voorjaar wordt de wintergerst geoogst. De tarwe is pas eind mei rijp, omstreeks het weken- of Pinksterfeest. Met het tijdverschil in de oogst van gerst en tarwe hangen ook de gebruiken op de grote voorjaarsfeesten samen. Op het joodse paasfeest brengt de priester een offer van de eerstelingen van de gersteoogst (Leviticus 23, 10). Op het wekenfeest of Pinksteren gaat het om de eerstelingen van de tarweoogst.

Bron: Aarden in geloof-lente, Gottmer/Franciscaanse Samenwerking, 1999.