Naar de winter

De waterkant wordt ruig verweerd,
het rietland goud en roest van dracht;
vandaag heb ik mijn boot gemeerd
bij ’t huis dat naar de winter smacht.

Van zwerfse tochten teruggekeerd
draag ik in mij nog al die pracht
der dagen, die thans ongedeerd
over de drempel wordt gebracht.

Laat hier de winter en zijn macht
mij vinden, op het werk gekeerd,
in stilte, overrijk bevracht,
het nutteloze afgekeerd.

Ida Gerhardt

bron: Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Athaneum-Polak & Van Gennep, 1992