Nochtans

Al zou de beeldbuis het begeven,
m’n auto rijp zijn voor de sloop;
werd ik van huis en haard verdreven
had ik dan nóg een lied van hoop?

En viel mijn zekerheid in duigen:
-wég goedbetaalde, vaste baan-,
zou ik dan nochtans voor Hem juichen,
al trilt de grond van mijn bestaan?

Als ik ooit door een groep vandalen
van geld en goed’ren werd beroofd;
als ‘k werd gekweld door vele kwalen,
werd dán mijn loflied niet gedoofd?

‘t Is niet zo moeilijk om te zingen
zonder problemen, angst of pijn.
Maar als de zorgen mij omringen,
zou ik dan nóg geloofsheld zijn?

Toch wil ik naar dat “nochtans” groeien,
naar ‘t juichend overwinningslied.
Al zóu de vijgenboom niet bloeien,
al is er moeite en verdriet.

Toch wil ik van Zijn Woord getuigen:
“Mijn last is licht, Mijn juk is zacht”.
Tóch wil ik nochtans, nochtans juichen:
“De HERE Here is mijn kracht!”

Jelly Verwaal

Bij Habakuk 3:17,18
Bron: www.gedichtensite