Stefanus

Rood, bloed en vuur

Stefanus, een Griekstalige jood in Jeruzalem, was door de apostelen aangesteld als diaken (Handelingen 6,5-7). Hij werd gedood door steniging en was daarmee de eerste ‘christelijke’ martelaar. Hij overleed omstreeks 35 na Christus. Zijn gedenkdag, 26 december, is niet toevallig vlak na Kerstmis. Zijn dood houdt immers direct verband met zijn navolging van Jezus.

De liturgische kleur op deze dag is rood. De kleur verwijst naar het bloed van zijn martelaarschap, maar is ook de kleur van de liefde, het gloedrode vuur van de geest. Vuur dat zich niet laat uitdoven: het lichaam kun je doden, de geest niet. Stefanus wordt zowel in de Kerken van het Oosten als het Westen in ere gehouden, onder meer door kerken en kapellen die zijn naam dragen.

Deze dagen na Kerst wordt ook het verhaal van de kindermoord in Betlehem gelezen: evenzeer gedenkt men het onschuldige bloed dat wordt vergoten, tot op vandaag.

Mensen, dieren en kruiden

Heksenkruid (Circae sp.), ook wel Stevenskruid genoemd

De naam Stefanus betekent erekrans, het kan herinneren aan de doornenkroon. 

Stefanus is patroonheilige van de stad Nijmegen. Hij staat ook bekend als patroon van diakenen.

Verder ziet men hem als beschermer van paarden en paardenknechten: ruitersportverenigingen dragen zijn naam, zoals de Steffenrijders in de Achterhoek. In Engeland en Duitsland wordt 26 december, Tweede Kerstdag, ook wel paardendag genoemd. Na Kerst reed men met paarden over velden en akkers: om de vruchtbaarheid van het vee te bevorderen. 

Het heksenkruid (Circacea lutediana) kreeg de volksnaam Stevenskruid. Niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland (Sankt Stephanskraut) en Frankrijk (Herbe Sainte Etienne). De Druïden beschouwden het reeds als een heilig kruid, het werd ter bescherming in stallen opgehangen. Waarschijnlijk kerstende men het kruid door het de naam van Stefanus te geven. (Bron: H. Klein, Planten en hun naam – Botanisch lexicon voor de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 1970)

Tekst en foto’s Tini Brugge