Twee werelden

Wij wrikten kleine stenen uit de natte grond.
Daaronder werden regenwormen zichtbaar, kronkelend
Alsof het licht hen deerde en de dag hen krenkte:
Darmen of aderen, schokkend van ontbindend leven.
Een onderwereld waar wij onbewust op liepen,
Een zee van aarde, wortels en verterende insecten,
Waarin het leven met zijn kinderlijke spelen,
Zijn al te menselijke glimlach eindelijk verzonk.

En ook al wasten wij de kiezelstenen in het water,
Zodat de klei oploste en de onderkanten blonken,
Het was een glans veel donkerder dan die van boven,
Als de granieten ogen van die andere wereld
Waarover zich de onze licht en dodelijk welfde.

Adriaan Morriën
Bron: Adriaan Moirriën. Vriendschap voor een boom, Amsterdam