Veertigdagentijd
De veertigdagentijd is de tijd die voorafgaat aan Pasen, de voorbereidingstijd, een tijd van vasten. Het is een tijd van bezinning, opzoeken van de stilte en je aandacht richten op God.
Mensen vasten al eeuwen. Reeds in de tijd van de bijbel wordt er gevast. Het vasten dat God verkiest omschrijft Jesaja klip en klaar:
misdadige ketenen losmaken,
de verdrukten bevrijden,…
je brood delen met de hongerige,
…je bekommeren om je medemens (naar Jesaja 58:6,7).
In de loop van de eeuwen ontstaan er verschillende redenen om als christen te vasten: om met je zelf in het reine komen, dus als een vorm van boete en verzoening, of als een vorm van bezinning en bewustwording, uit solidariteit, of als een manier om tot zelfverlichting en zo dichter bij God te komen.
Vasten betekent in de christelijke betekenis niet alleen minder eten of bepaald voedsel niet eten zoals vlees, maar vasten is altijd verbonden met bezinning en gebed. Die combinatie schept ruimte voor een vernieuwde, actieve betrokkenheid op anderen en de wereld.
Je kunt spreken van een drieslag: ruimte in je hoofd, hart en je lichaam scheppen ruimte voor een hernieuwde relatie met God, de ander en als derde de relatie tot jezelf en tot de aarde. In alle christelijke kerken is de Veertigdagentijd voor Pasen de belangrijkste vastentijd.
Ze duurt langer dan veertig dagen, omdat de zondagen niet meetellen. De Veertigdagentijd begint met Aswoensdag en beslaat zes weken en dus zes zondagen.